DEELNEMEN AAN DE VERZORGING VAN DE BABY
Vroeggeboorte
Vroeggeboorte (prematuriteit): algemeen
Vroeggeboorte wordt ook wel prematuriteit genoemd. Een baby wordt een prematuur genoemd als hij geboren is voor de 37e zwangerschapsweek. Hoe jonger de baby is bij de geboorte, des te groter de kans dat de baby ondersteuning nodig heeft op verschillende gebieden.
Mogelijke oorzaken van een vroeggeboorte zijn:
Soms is de oorzaak niet duidelijk.
Kenmerken van een premature baby

Speciale zorg voor de premature baby
Hoe vroeg je baby geboren is bepaalt grotendeels welke speciale zorg je baby nodig heeft. We zijn extra alert op de volgende punten:
Je baby is door het ontbreken van het onderhuids vet onvoldoende in staat zichzelf goed op temperatuur te houden en zal daarom in een couveuse of warmtebed worden gelegd. Afhankelijk van het geboortegewicht, de zwangerschapsduur en temperatuur van je baby is een bedje voorverwarmd met kruiken soms al voldoende.
Met behulp van een monitor kunnen we, als dat medisch noodzakelijk is, de hoeveelheid zuurstof in het bloed, de hartslag en de ademhaling bewaken. Hiervoor heeft je baby plakkers op de borstkas en een bandje om een handje of voetje. Premature baby’s jonger dan 34-35 weken worden altijd aan een monitor aangesloten. Door de onrijpheid van de longen kunnen er ademhalingsproblemen voorkomen. Er kunnen adempauzes (apneu) en dalingen van de hartslag (bradycardie) optreden. Deze kunnen spontaan herstellen. Maar als deze blijven aanhouden of als je baby vaak gestimuleerd moet worden, kan ademhalingsondersteuning geboden worden en kan er eventueel medicatie (coffeïne) nodig zijn om de ademhaling te stimuleren.
Als je bevalling bij een zwangerschapsduur van minder dan 34 weken is begonnen, heb je waarschijnlijk injecties met corticosteroïden geregen om de longrijping van je baby te bevorderen. Afhankelijk van de leeftijd van je baby en de gezondheidstoestand kan ademhalingsondersteuning nodig zijn.
Omdat je baby weinig energiereserves heeft, is het op peil houden van de bloedsuikerspiegel voor hem/haar vaak moeilijk. Om deze reden zal bij je baby regelmatig bloedcontrole nodig zijn. Dit gebeurt met een prik in het hieltje. Bij te lage bloedsuikers zal extra voeding worden gegeven of kan er een glucose-infuus nodig zijn.
Door onrijpheid van de lever kan je baby tot een paar dagen na de geboorte geel worden. Er wordt dan onvoldoende bilirubine (afvalstof) verwerkt en uitgescheiden. Om het bilirubinegehalte te bepalen, wordt er bloed afgenomen. Is de waarde te hoog dan krijgt je baby fototherapie. Je baby komt dan onder 1 of meerdere lampen te liggen met blauw of LED licht. De fototherapie kan een aantal dagen duren. Het bilirubinegehalte wordt dagelijks in het bloed gecontroleerd. Zie ook het artikel “Geelzucht”.
De mate van prematuriteit bepaalt of je baby zelf kan drinken, voeding krijgt via een maagsonde of een combinatie van voeding via een maagsonde en via een infuus. Als je baby voeding krijgt via een infuus komen vocht en/of voedingsstoffen via een kunststof buisje rechtstreeks in een bloedvat. Zo snel als medisch verantwoord, wordt met kleine hoeveelheden voeding begonnen. Dagelijks wordt bekeken of de hoeveelheid voeding kan worden vermeerderd en het infuus kan worden afgebouwd.
Als je baby prematuur geboren is en je borstvoeding wilt gaan geven, is het goed om je baby al vroeg kennis te laten maken met borstvoeding. Het is belangrijk dat hij of zij veel positieve ervaringen opdoet aan de borst en vaak de mogelijkheid krijgt om te oefenen. Zolang je baby nog niet echt aan de borst drinkt, is het belangrijk de voeding op gang te brengen door te kolven. De afgekolfde melk kan gegeven worden per sonde.
Dagelijks, tenzij anders afgesproken, wordt het gewicht van je baby gecontroleerd. Aan de hand van het gewicht wordt de hoeveelheid vocht en/of voeding bepaald. De schedelomtrek en eventueel lengte wordt één keer per week gemeten.
Wanneer je kind slaapt, probeer hem dan niet te wekken. Als je kind langzaam wakker begint te worden, leg dan je handen op hem en praat zachtjes. Vermijd lawaai en licht in de slaapruimte van je baby en zorg voor rustperioden zodat je baby energie kan sparen. Je baby kan beginnen met oefenen met slapen op zijn rug. Dit is de slaaphouding die thuis wordt aangeraden. Zolang je baby aan de monitor ligt, mag hij ook op de buik of zij gelegd worden. Buikligging wordt alleen gedaan op advies van de arts of verpleegkundige om de ademhaling beter te kunnen ondersteunen.
Goede positionering en begrenzing rondom het lichaam van je baby zullen ervoor zorgen dat je baby comfortabel is en zal zijn groei helpen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een snuggle, bumper/handdoekrol en frog. Meer hierover kun je lezen in het artikel “Ontwikkelingsgerichte zorg (NIDCAP)”. Tijdens de verzorging kun je je handen rondom en op hem/haar plaatsen om de begrenzing te bieden.
Wij moedigen je aan om zo veel mogelijk betrokken te zijn bij het verzorgen van je baby. Je zal begeleid worden in de zorg rondom je baby. Je hebt waarschijnlijk op de NICU al meegeholpen in de zorg. Bespreek met de verpleegkundige wat je al zelf doet en waar je nog ondersteuning wenst. Hierbij kun je denken aan de luier verschonen, de temperatuur meten en het badje.
Alle baby’s (vooral premature baby’s) hebben de behoefte om te zuigen. Het zuigen op een fopspeen tijdens sondevoeding helpt om de associatie tussen zuigen en een volle maag te verbinden. Het verbetert ook de orale spierspanning en coördinatie.
Leren drinken en vroeggeboorte
Te vroeg geboren kinderen drinken anders dan kinderen die op tijd zijn geboren. Om zelf te kunnen drinken moet een kind het zuigen, slikken en ademen kunnen afwisselen. Er is vaak nog minder ritme in dit zuig-slik-adempatroon, omdat het nog niet automatisch gaat. Dit betekent dat je kind extra tijd nodig heeft voor het zuigen en slikken, en langere adempauzes om op adem te komen. Naast vroeggeboorte kunnen er ook andere oorzaken zijn waardoor je kind nog niet genoeg voeding zelf kan drinken, bijvoorbeeld door hart- of longproblemen of neurologische problemen.
Vanaf ongeveer 33-34 weken zwangerschapsduur krijgt je kind de eerste voeding via de mond aangeboden. De meeste kinderen hebben rond 37 weken genoeg coördinatie om te zuigen, te slikken en te ademen. Dit kan anders zijn afhankelijk van de situatie van je kind.
Zie voor meer informatie het artikel “Leren drinken” en de andere artikelen in het hoofdstuk “De voeding van de baby”.
Early Feeding Scale (EFS)
Early Feeding Skills (EFS) is een checklist die nagaat of je baby toe is om zelf voeding te drinken, het betekent letterlijk Vroege Voedings Vaardigheden.
Omdat de zuigontwikkeling bij te vroeg geboren kinderen anders verloopt dan bij op tijd geboren kinderen, is het belangrijk het leren drinken op een goede manier te doen. EFS geeft de ontwikkelingsfase van het kunnen drinken aan: in staat om te drinken, oraal-motorisch functioneren, coördinatie van zuigen, slikken en ademen en het stabiel houden van de hartslag, ademhaling en zuurstofgehalte.
Hiervoor gebruiken wij een lijst met aandachtspunten die worden gecontroleerd de Checklist Oral Feeding. Met behulp van deze checklist kunnen wij samen met jou als ouder je kind goed observeren vóór aanvang van de voeding aan de hand van observatiepunten. Als alle aandachtspunten met ‘ja’ beantwoord kunnen worden, is het voor je baby veilig om te leren drinken.
Zie ook andere artikelen zoals “Vroeggeboorte en borstvoeding” en “Leren drinken en vroeggeboorte”.

Donormelk
Donormelk is afgekolfde moedermelk, die een moeder afstaat voor een kind van een andere moeder. De Nederlandse Moedermelkbank verstrekt moedermelk aan te vroeg geboren kinderen op de NICU van wie de moeder geen of onvoldoende moedermelk heeft. Gezonde, op tijd geboren kinderen komen niet in aanmerking om donormelk via de Nederlandse Moedermelkbank te ontvangen. Als een te vroeg geboren kind van de NICU wordt overplaatst naar een algemeen ziekenhuis wordt de donormelk gestopt. Voor hen is er het Moedermelk Netwerk, waar vraagmoeders en donormoeders met elkaar in contact gebracht worden. Alle aanvragen bij het Moedermelk Netwerk moeten ondersteund worden door een medewerker uit de gezondheidszorg zoals bijvoorbeeld een huisarts, verloskundige, kinderarts, of jeugdarts.
Alleen donormoeders die niet roken en geen medicatie, alcohol of drugs gebruiken komen in aanmerking om moedermelk te doneren. Ook wordt gescreend op infectieziekten zoals HIV, Hepatitis B en C, en Lues. De Nederlandse Moedermelkbank screent tevens op CMV, omdat dit virus voor te vroeg geboren kinderen mogelijk een extra risico vormt. Het afkolven, pasteuriseren, bewaren en vervoeren van de donormelk gebeurt volgens richtlijnen. Meer informatie vind je hier.
Voedingen en toevoegingen
Een baby die te vroeg geboren wordt (prematuur) of een baby met een te laag geboortegewicht (dysmatuur) heeft behoefte aan een andere samenstelling qua voeding dan een baby die op tijd geboren wordt. Daarom kan het nodig zijn om extra toevoegingen aan de voeding toe te voegen.
BMF
Moedermelk is de beste melk die aan een baby gegeven kan worden. In moedermelk zitten belangrijke voedingsstoffen die de baby nodig heeft om te kunnen groeien en ontwikkelen. Als je baby afgekolfde moedermelk krijgt wordt daar vaak BMF aan toegevoegd. BMF staat voor Breast Milk Fortifier en is een poeder wat door de moedermelk vermengd wordt. BMF bevat extra calorieën, koolhydraten, eiwitten, vitamines en mineralen.
LIQUIGEN
Liquigen is een vloeibaar middel wat toegevoegd kan worden aan de voeding van je baby. Liquigen is energierijk en kan gegeven worden als er ondanks vorige toevoegingen onvoldoende groei is.
CALOGEN
Calogen kan toegevoegd worden om zo aan de voeding meer calorieën toe te voegen. Ook dit bevordert de groei van je baby.
PROTEIN FORTIFIER
Wanneer je baby onvoldoende groei laat zien, kan er voor gekozen worden om de voeding extra te verrijken met Protein fortifier. Dit is een poeder wat vermengd wordt met de melk. Het bevat extra eiwitten die noodzakelijk zijn voor voldoende groei.
SPECIALE KUNSTVOEDING VOOR PREMATUREN
Als je niet in staat bent om moedermelk te geven, of dat niet wenst, kan er kunstvoeding voor prematuren gegeven worden, deze zuigelingenvoedingen zijn speciaal ontwikkeld zijn voor prematuur en dysmatuur geboren baby’s. Deze kunstvoeding is verrijkt met voedingsstoffen als vitamines en mineralen en is energieverrijkt.
Corrigeren van de leeftijd
Bij het volgen van de ontwikkeling van een vroeggeboren baby (<37 weken zwangerschaps- duur) komt één begrip voortdurend terug: de gecorrigeerde leeftijd. De gecorrigeerde leeftijd is de leeftijd die je baby zou hebben als hij geboren zou zijn op de uitgerekende datum (40 weken). De leeftijd sinds geboorte wordt ook wel de kalenderleeftijd genoemd. De gecorrigeerde leeftijd kun je uitrekenen door het aantal weken dat je baby te vroeg is geboren, af te trekken van de kalenderleeftijd.
Bijvoorbeeld: je baby is nu 12 weken oud (kalenderleeftijd) en is 4 weken te vroeg geboren. De gecorrigeerde leeftijd is dan 8 weken (12 weken – 4 weken), oftewel 2 maanden. Wat de ontwikkeling betreft wordt je baby dus vergeleken met andere baby’s van 2 maanden.
Mensen in jouw omgeving weten niet altijd wat een gecorrigeerde leeftijd is. Wordt dus niet onzeker als iemand vraagt waarom jouw baby nog niet lacht (“Hij is toch al 3 maanden?”). Je kunt dan uitleggen dat hij eigenlijk (gecorrigeerd) pas 2 maanden oud is.
De gecorrigeerde leeftijd wordt in principe gebruikt tot de leeftijd van 2 jaar.
Medicatie
Tijdens de opname van je baby zal hij meerdere medicijnen kunnen krijgen. Hier zal een korte uitleg gegeven worden van de meest gebruikte medicijnen:

Retinopathie van de prematuren (ROP)
Retinopathie van de prematuren (ROP) is een afwijking bij te vroeg geboren baby’s. Bij sommige te vroeg geboren baby’s ontwikkelen de bloedvaten in het netvlies van het oog zich anders. Wanneer er afwijkende bloedvaten en littekenweefsel op het netvlies van het oog groeien, noemen we dit retinopathie.
Bij de volgende premature baby’s wordt onderzoek gedaan naar ROP:
Het oogonderzoek zal meerdere keren plaatsvinden totdat de oogarts ziet dat de vaten op het netvlies netjes zijn uitgegroeid. In ernstige gevallen is het nodig om over te gaan tot behandeling omdat het netvlies dan kan scheuren (dit is zeer zeldzaam). Deze behandeling wordt gedaan op de NICU waar ze met behulp van een laserbehandeling de afwijkende bloedvaten ‘dichtschroeien’.
Ouders of een verpleegkundige kunnen tijdens het onderzoek de baby geruststellen. Het komt voor dat je het onderzoek als ouder erg naar vindt. Voor het onderzoek moet de oogarts het oog openhouden met een klemmetje om het netvlies goed te kunnen bekijken. Het onderzoek duurt minder dan 5 minuten. De pupillen kunnen nog een tijd verwijd blijven door de oogdruppels. Houdt daarom rekening met fel licht na het onderzoek.
Bronchopulmonale dysplasie (BPD)
Bronchopulmonale dysplasie (BPD) is een chronische longaandoening die gekenmerkt wordt door langdurige ademhalingsproblemen. Dit probleem wordt vooral bij te vroeg geboren baby’s (< 30 weken) gezien die ondersteuning van de ademhaling nodig hebben gehad (zoals beademing of CPAP). Sommige BPD patiënten hebben alleen aan de CPAP gelegen. We spreken van BPD als een baby de leeftijd van 36 weken na conceptie heeft bereikt en dan nog extra zuurstof of ademhalingsondersteuning nodig heeft. Als je baby rond de 36 weken is, dan kan het zijn dat er een test nodig is om de ernst van de BPD te bepalen: de zuurstofreductietest. Of deze test nodig is, is afhankelijk van de ondersteuning die je baby op dat moment heeft. De ernst van de BPD wordt ingedeeld in mild, matig/ernstig en ernstige BPD.

Hoe BPD precies ontstaat is nog onduidelijk. Er wordt gedacht dat de beademing/CPAP/zuurstof een effect heeft op de nog niet volledig uitgerijpte longen. Er treedt beschadiging op van de longblaasjes en longvaten. Hierdoor ontstaat littekenvorming en verandert de structuur van de longblaasjes en longvaten. Doordat de structuur verandert, kan vocht naar de longen lekken. Hierdoor moet de baby harder werken voor de ademhaling en heeft soms extra zuurstof nodig.
Door de huidige technieken kunnen we BPD steeds meer voorkomen en gelukkig ook beter behandelen. De behandeling bestaat, afhankelijk van de ernst van de BPD, uit verschillende onderdelen. Op de NICU kunnen Vitamine A injecties gegeven worden om BPD te voorkómen. Als BPD eenmaal is ontstaan, kunnen plasmedicijnen (diuretica) worden voorgeschreven zodat het vocht in de longen beter wordt uitgeplast. Soms wordt ook een vochtbeperking aangehouden: je baby mag dan een maximale hoeveelheid drinken om te zorgen dat hij niet te veel vocht vasthoudt. Veelal lukt het om voor ontslag al het medicijngebruik te stoppen. Een enkele keer is het nodig om met zuurstof naar huis te gaan. Het is verder van belang dat deze kinderen goed blijven groeien, zodat de longen kunnen herstellen, hiervoor wordt de voeding soms verrijkt met extra voedingsstoffen (zie ook het artikel “Voeding en toevoegingen”). Nieuwe longblaasjes worden tot het zesde levensjaar aangemaakt.
Omdat ademhalen bij baby’s met BPD extra energie kost, kan het zijn dat baby’s met BPD slechter drinken. Dit wordt goed in de gaten gehouden. Een enkele keer gaat een baby met sondevoeding naar huis.
Baby’s met BPD hebben vaker last van luchtweginfecties, en worden daarvoor vaker opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. Dit is met name in het eerste levensjaar. Ze gebruiken vaker antibiotica, en krijgen soms medicatie voor de luchtwegen. Als je baby ernstige BPD heeft zal naast controle bij de kinderarts/neonatoloog ook eventueel controle bij de kinderlongarts en de kindercardioloog van een academisch ziekenhuis plaatsvinden.
Vaccin tegen RS-virus
Naast de vaccinaties van het Rijksvaccinatie Programma (zie artikel “Vaccinaties”) is er voor te vroeg geboren en zieke kinderen een extra vaccinatie tegen het Respiratoir Syncytieel (RS)-virus beschikbaar. Dit wordt geadviseerd bij de volgende groep kinderen:

Verschijnselen RS-virus
Dit virus veroorzaakt bij volwassenen en kinderen meestal alleen maar een neusverkoudheid. Maar bij jonge kinderen kan het RS-virus ook de lagere luchtwegen aandoen, waardoor het kind ademhalingsproblemen en voedingsproblemen kan krijgen en opname in het ziekenhuis nodig is. Iedere winter hoor je hier wel over in de media. In Nederland duurt het RS-seizoen meestal van oktober tot en met april.
Besmetting voorkómen
Om besmetting met het RS-virus helpen tegen te gaan kun je het volgende doen:
Het vaccin tegen RS-virus
Bij deze passieve vaccinatie (profylaxe) worden antistoffen tegen het RS-virus toegediend door een injectie in het bovenbeen. Een passieve vaccinatie werkt anders dan vaccinaties waarbij een verzwakt virus of bacterie wordt toegediend. Daarbij moet het kind zelf de antistoffen nog aanmaken. Het voordeel van de vaccinatie tegen het RS-virus is dat je kind er niet ziek van wordt. Je kind hoeft hiervoor dan ook niet opgenomen te worden voor monitorbewaking. Een nadeel is dat de antistoffen snel worden afgebroken, zodat je kind de injectie in het RS-seizoen elke maand moet krijgen. Hiervoor komt een verpleegkundige van een aparte organisatie bij je thuis. De vaccinatie geeft geen volledige bescherming: je kind kan toch nog ziek worden door het RS-virus, maar na vaccinatie verloopt de infectie meestal minder ernstig en een ziekenhuisopname is minder vaak nodig.
Of je gebruik wilt maken van de vaccinatie bespreek je met de kinderarts. De kosten worden vanuit de basiszorgverzekering vergoed. De kinderarts meldt je kind aan bij de organisatie, die de vaccinatie toedient. Zij nemen vervolgens telefonisch contact met je op.
Meer informatie over het RS-virus lees je hier.