DEELNEMEN AAN DE VERZORGING VAN DE BABY
Voeding van de baby
Moedermelk: algemene informatie
Tijdens je verblijf in het ziekenhuis wordt je met alle deskundigheid begeleid om het geven van borstvoeding te laten slagen. Maar wat je keuze ook zal zijn, borstvoeding of kunstvoeding, je keuze zal te allen tijde gerespecteerd worden.
Voordelen voor je baby:

Voor je baby zitten er geen nadelen aan borstvoeding.
Voordelen voor de moeder bij borstvoeding:

Enkele nadelen voor jou als moeder kunnen zijn:

Borstvoeding: algemene adviezen

Borstvoeding hoort voor moeder en kind een fijne en bijzondere ervaring te zijn! Hieronder volgen enkele adviezen.
Eet en drink adviezen: Als je borstvoeding geeft, verbruik je extra energie. Daarom is het belangrijk dat je gezond en gevarieerd eet. Je mag alles eten en drinken, kijk wel goed hoe je baby hierop reageert. Sommige producten die je eet, kunnen prikkelend werken op de darmen van de baby. Welke producten dit zijn, is erg verschillend per baby. Je kunt dit het beste uitproberen. Drink voldoende (minimaal 2 liter per dag). Wat goed werkt, is om elke keer dat je borstvoeding geeft, zelf ook wat te drinken. Als je te weinig drinkt, merk je dat aan je mond die droger is dan anders. Je hebt dorst. Ook je urine is donker van kleur.
Van cafeïne-houdende dranken kan je baby, bij overmatig gebruik, onrustig worden. Je kunt op de afdeling borstvoedingsthee krijgen. Pas op met alcohol. Alcohol komt snel in de moedermelk.

Borstvoeding geven: hoe doe je dat?
Het is heel fijn als de situatie het toelaat om je baby huid op huid bij je te hebben na de bevalling en samen bij te komen. Veel baby’s zullen maar kort huilen en rusten even uit om daarna al voorzichtig op zoek te gaan naar de borst. Het eerste uur na de bevalling is de baby rustig en alert, de zuigreflex is dan het sterkst. Als er pijnmedicatie gegeven is tijdens de bevalling kan het mogelijk wat langer duren voordat je baby alert genoeg is.

Aandachtspunten bij borstvoeding:

De ideale manier van voeden is voeden op verzoek. Maar bij veel prematuren of zieke pasgeborenen is dit in het begin nog niet haalbaar. De verpleegkundige zal je hier dagelijks bij begeleiden. Bij vragen kun je in sommige ziekenhuizen ook terecht bij een lactatiedeskundige of een preverbaal logopediste. Wanneer je baby bij je op de kamer ligt, kun je reageren op zijn behoefte aan lichaamscontact en voeding. Je voedt de baby als je merkt dat hij er aan toe is. Je kunt je kind voeden zolang hij effectief drinkt, dit is regelmatig drinken met lange slokken. Als je baby gaat sabbelen, haal je hem van de borst en biedt je de andere borst aan. Je baby heeft minimaal 8 voedingen per 24 uur nodig. Gemiddeld drinkt je baby 8-12 keer per dag aan de borst. Je kunt per voeding beide borsten aanbieden. Dit helpt het op gang komen van de melkproductie. Bied bij iedere voeding als eerste de borst aan waarmee je de vorige keer bent gestopt. Bied de tweede borst hierna ook aan. Het kan zijn dat de baby al voldaan is na de eerste borst en geen tweede borst wil. Dit is ook goed. Bij vaak aanleggen help je de melkproductie voldoende. Sommige baby’s zuigen de eerste keren nog niet goed aan de borst. Vaak likt of snuffelt hij maar aan de tepel. Hierover hoef je je niet ongerust te maken, ook dit helpt het op gang komen van de borstvoeding. Sommige baby’s zijn de eerste dagen nog wat slaperig of sloom. Het eerste etmaal is deze slaperigheid heel normaal.
Problemen bij borstvoeding
Het kan zijn dat er problemen ontstaan bij de borstvoeding. Het is goed te weten wat je kunt doen bij verschillende problemen.
Er zijn twee verschillende soorten stuwing. Primaire en secundaire stuwing. Ook wel fysiologische of pathologische stuwing. Primaire stuwing is een bijverschijnsel van het opstarten van de melkproductie. Een goed teken dus. Het ontstaat meestal rond de 3e tot 5e dag. De verhoogde activiteit van de melkklieren veroorzaakt een verhoogde bloedtoevoer en lymfeactiviteit in de borsten. Een meestal lichte vochtstuwing is hiervan het gevolg: de borsten zijn wat steviger en voelen voller en warmer aan. Kenmerkend is de duidelijke aftekening van vaten in de huid. De lichaamstemperatuur kan licht verhoogd zijn tot tegen de 38 graden Celcius. Belangrijk is om je baby regelmatig aan te leggen. Minimaal elke 3 uur, maar vaker mag ook en is normaal in de eerste dagen. Soms zijn de borsten zo gespannen dat je baby de borst moeilijker kan pakken. Dan kan kort afkolven met de hand of een handkolf voor het aanleggen, helpen om het te vergemakkelijken. Vraag gerust hulp wanneer het niet lukt. Belangrijk in de hele borstvoedingsperiode, maar vooral in deze dagen, is goed te letten op passende niet knellende kleding. De melkkanalen in de borst kun je gemakkelijk dichtdrukken met een verstopt melkkanaaltje tot gevolg.
Ook wel pathologische stuwing genoemd, kan 2 oorzaken hebben.
De eerste dagen kun je last van pijnlijke tepels hebben. Als je baby goed is aangelegd, ligt de tepel beschermd tussen de tong en het achterste, zachte gedeelte van het gehemelte. Soms is het in het begin even wat pijnlijk. Normaal is dat deze pijn snel wegtrekt. Pijn die blijft, is niet de bedoeling bij borstvoeding. Laat dan een zorgprofessional meekijken. De oorzaak van pijn en kloofjes is vaak het niet goed aanleggen, waardoor er op de verkeerde plaats wrijving wordt uitgeoefend. Huidirritatie door overgevoeligheid voor crème, zoogkompressen, zeep of wasmiddel, gevoelige huid of spruw (een schimmelinfectie in de mond van je baby of op de tepels) kunnen ook een oorzaak zijn, maar komen in de beginfase niet vaak voor. Dit zijn oorzaken van problemen die je in een latere fase ziet.
Goed aanleggen is de sleutel naar succesvol voeden. Vraag om hulp bij één van de professionals die je begeleiden in je kraambed. Als je toch kloofjes of pijnlijke tepels hebt, vind je hieronder tips:
Ook met bloedende kloofjes kun je doorgaan met voeden, dit kan voor je baby geen kwaad. Je baby kan dan wel soms wat bloederig spugen. Na de voeding laat je wat moedermelk goed opdrogen op de tepels (als je geen schimmelinfectie hebt). Smeer na elke voeding een dun laagje volledig gezuiverde lanoline op je tepels. Bij zeer pijnlijke kloven kun je eventueel tijdelijk, bijvoorbeeld 12 of 24 uur, overschakelen op alleen kolven in plaats van aanleggen. In principe doet kolven geen pijn. Als je pijn voelt in de borst tijdens het kolven, staat het vacuüm misschien te hoog ingesteld. Een te hoog vacuüm kan het klierweefsel beschadigen. Als er harde plekken in de borst zitten, kunnen die ook pijnlijk zijn tijdens het kolven. Probeer harde plekken altijd zacht weg te masseren als je aan het kolven bent. Je masseert naar de tepel toe. Ook het tijdelijk gebruik van een tepelhoedje kan voor verlichting zorgen.
Een pijnlijke, harde plek in de borst, die niet verdwijnt na de voeding kan duiden op een verstopt melkkanaaltje of een dreigende borstontsteking. Een verstopt melkkanaaltje ontstaat doordat de borst niet goed geleegd is. De achtergebleven melk lekt weg in de weefsels en veroorzaakt een ontstekingsreactie of wordt dik. Als deze verstopping niet opgelost wordt, kan er een borstontsteking ontstaan. Je kunt een aantal dingen doen om een borstontsteking te voorkomen. Mogelijke oorzaken kunnen zijn: te volle borsten, bijvoorbeeld door het niet goed aanleggen van je baby of afknellen van de borsten door te strakke BH, kleding, op de buik slapen, oververmoeidheid of spruw in het mondje van je baby.
Advies bij harde plekken:
Te veel melk klinkt als een luxeprobleem maar het kan heel belastend zijn voor zowel moeder als kind. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor een te hoge melkproductie (hyperlactatie). Vraag de verpleegkundige of lactatiekundige wat je kunt doen.
Het hebben van te weinig melk is een probleem wat veel moeders ervaren. De oorzaken kunnen op verschillende vlakken liggen, bij zowel moeder als kind. Vraag de verpleegkundige of lactatiekundige wat je kunt doen.
Borstvoeding met bijvoeding
Als je baby is opgenomen op de afdeling Neonatologie en je de baby nog niet kunt aanleggen, is het toch mogelijk om moedermelk te geven.
Bijvoeding
Zolang je nog geen borstvoeding kunt geven, is het belangrijk om de voeding op gang te brengen door te kolven. De afgekolfde melk kan per fles, fingerfeeding, cup of sonde gegeven worden afhankelijk van het afdelingsbeleid. Het is belangrijk om je baby, zodra de situatie het toelaat, regelmatig de borst aan te bieden. Als je baby is opgenomen kan het zijn dat de kinderarts heeft voorgeschreven dat je baby bijvoeding moet krijgen. Bijvoeding is alle voeding, die je baby krijgt naast borstvoeding. Dit wordt voorgeschreven wanneer de baby nog niet genoeg uit de borst kan drinken. Bijvoeding is bij voorkeur jouw afgekolfde moedermelk eventueel aangevuld met kunstvoeding.

Kolven
Als je kind bijvoeding krijgt, is het belangrijk dat je naast het aanleggen ook gaat kolven. Wij adviseren je in deze situatie melk af te kolven om je borsten toch genoeg melk te laten aanmaken. Als je baby niet te vroeg geboren is, goed aan de borst drinkt, maar toch bijvoeding moet krijgen, kan de voeding ook gegeven worden via een borstvoedingshulpset. Op sommige afdelingen wordt met een borstvoedingshulpset gewerkt, vraag informatie hierover aan de verpleegkundige. De baby krijgt dan al drinkend aan de borst via een dun slangetje in de mondhoek de bijvoeding. Vraag de verpleegkundige naar deze mogelijkheid.
Eigen fles en speen
Voor ontslag adviseren wij je om een eigen fles en speen te gaan gebruiken. Dit gaat eventueel in overleg met de preverbale logopediste of verpleegkundige. Wij adviseren bij prematuren om te beginnen met een prematurenspeen, zodat de baby zich niet zo snel kan verslikken.
Kolven & bewaren moedermelk
Kolven
Een kolfapparaat hoort niet altijd bij de baby-uitzet. Als alles goed gaat en je baby drinkt goed aan de borst is een kolf niet nodig. Er kunnen echter wel redenen zijn waarom moedermelk afgekolfd moet worden.
Redenen kunnen zijn:

Overleg met een zorgprofessional of het nodig is dat je start met kolven. Wanneer je van je baby gescheiden bent, is het belangrijk het kolven zo snel mogelijk op te starten. Vraag hierbij om hulp wanneer je in het ziekenhuis verblijft. Elke situatie vraagt een ander kolfschema en soms ook een andere kolf. Er is heel veel informatie te vinden over het afkolven van moedermelk.
Bewaren van moedermelk
Noteer op de stickers de voor- en achternaam van je baby, de datum en tijd van het kolven en eventueel gebruikte medicatie en plak deze op de flesjes. Plaats de afgekolfde melk direct in de koelkast of geef deze aan de verpleegkundige. Moedermelk mag 48 uur bewaard worden in de koelkast. Als er veel voorraad is, kan er melk ingevroren worden. De melk moet dan binnen 24 uur in vriezer gedaan worden en mag dan 3 maanden bewaard worden. Na het ontdooien moet de melk binnen 24 uur gebruikt worden. Voor thuis gelden er andere regels.
Kunstvoeding
Nadat je er goed over hebt nagedacht, maak je zelf de keuze om je baby borst- of kunstvoeding te geven. Voordat je een keuze maakt, is het goed om informatie te hebben over deze belangrijke keuze; welke voeding geef ik mijn kind? Als je door omstandigheden je baby geen borstvoeding kunt of wilt geven, is kunstvoeding de andere mogelijkheid. Bij zowel het geven van borst- als kunstvoeding kun je van de professionals op de afdeling alle begeleiding verwachten. Afhankelijk van de leeftijd en het gewicht van je baby wordt er speciale prematurenvoeding gegeven en anders wordt er gestart met de standaard zuigelingenvoeding. Op de afdeling worden er in het begin van de opname wegwerpflesjes en spenen gebruikt, je kan natuurlijk ook je eigen fles gebruiken. Afhankelijk van de leeftijd en drinktechniek van je baby wordt soms een fles met een smalle speen geadviseerd in overleg met de logopedist en verpleegkundige. Vraag dus, voordat je een fles koopt, advies aan hen. Je kunt na het ontslag eventueel overstappen op een andere voeding, tenzij de arts een speciale voeding voorschrijft. Voordat je naar huis gaat, bespreek je met de verpleegkundige hoe je thuis de kunstvoeding moet bereiden. Zie ook het artikel “Tips voor thuis”.

Leren drinken
Een goede coördinatie is belangrijk om goed en veilig te kunnen drinken uit de borst of de fles. Als er gestart kan worden met voeding via de mond, kun je kiezen voor de borst, fles of een combinatie van beiden. In de eerste maanden drinkt je kind reflexmatig. Dat wil zeggen dat je baby met het hoofd naar de borst of fles toe draait als hij honger heeft en de borst of fles langs de mond strijkt. Het zuigen begint wanneer de tepel of speen in zijn mond komt. Start als je borstvoeding wilt geven met het oefenen aan de borst, de fles komt daarna. Als je kind nog te weinig energie heeft om alle voedingen uit de borst te drinken, maar hij al wel uit de fles kan drinken wordt vaak een combinatie van voeding uit de borst en gekolfde moedermelk per fles gegeven. Als borstvoeding niet mogelijk is, wordt er kunstvoeding of soms donormelk gegeven.
Als ouder leer je van de verpleegkundige, lactatiekundige of de preverbaal logopediste hoe je je baby kunt helpen met het leren drinken. De preverbaal logopediste is gespecialiseerd in slik-, eet- en drinkproblemen bij heel jonge kinderen.
In een ideale situatie zou je je baby on demand willen voeden, waarbij je voeding geeft op het moment dat je baby laat zien dat hij/zij wil drinken. In het ziekenhuis is dit helaas niet altijd mogelijk. Daarom wordt in het ziekenhuis vaak een vast schema aangehouden voor voeding. Meestal is dat ongeveer om de drie uur. Sommige baby’s hebben elke twee uur voeding nodig. Wanneer je baby al borstvoeding krijgt, kan je bespreken of je on demand mag voeden.
Voorwaarden voor drinken
Zelf drinken kost heel veel energie, zeker in het begin als je baby het nog moet leren. Er wordt daarom bij elke voeding gekeken waar je kind aan toe is. Een baby moet wakker en alert zijn om zelf te kunnen drinken. Als je baby pas net begint met leren drinken is het niet nodig je kind voor elke voeding wakker te maken. Hij heeft zijn energie ook hard nodig om te groeien. In de fase dat je baby leert drinken is het normaal dat hij 1 of 2 keer zelf drinkt op een dag. Kijk samen met de verpleegkundige naar een goede manier om je baby wakker te maken, bijvoorbeeld door het verschonen van de luier of laten zuigen op een fopspeen. Kijk altijd goed of je kind echt wakker is. Wanneer je baby na verschonen bijvoorbeeld verder slaapt, is dat niet het goede moment om te oefenen met drinken. Als je kind in slaap valt bij de fopspeen, dan kost het zuigen nog erg veel kracht en zal dat vaak ook bij de voeding zo zijn. Prikkel liever niet onnodig het gezicht van je kind om hem te laten zuigen of wakker te houden. Als je baby in slaap valt is hij moe en op dat moment niet toe aan zelf drinken. Door je kind op tijd te laten rusten heeft hij meer energie voor een volgende voeding en zal het leren drinken uiteindelijk beter gaan.
Kort en goed voeden
In het begin is je kind nog snel moe en kan niet te lang achter elkaar drinken. Is je kind goed wakker en laat hij voedingssignalen zien, dan is dat een goed moment om te oefenen met zelf drinken. Wanneer je kind ontspannen en voldoende alert is om te gaan drinken, zullen zijn vuistjes licht gebald zijn. Het is belangrijk dat hij voldoende spierspanning kan volhouden. Overstrekt je baby de handjes (stopteken), dan vraagt je kind daarmee om een pauze. Als de armen en handen slap langs het lichaam hangen, is er juist te weinig spierspanning om goed te kunnen drinken. Je kind is vermoeid en kan niet verder drinken.
Dat je kind zich prettig voelt bij het voedingsmoment is belangrijker dan hoe lang de (borst)voeding duurt en hoeveel hij. Wat helpt is een rustige plek met prettig licht en een omslagdoek om je kind op temperatuur te houden. Hoe lang een kind wil of kan drinken is afhankelijk van zijn leeftijd en conditie, maar duurt in principe niet langer dan 30 minuten.
Hongersignalen
Een baby is aan voeden toe als hij zoekreflexen naar de speen of tepel laat zien. Dit herken je door rustig van buiten naar binnen over de wang of lippen te strijken. Wacht in het midden van de mond op zijn reactie. Je baby opent zijn mond en zuigt de tepel of speen zelf naar binnen. Het is belangrijk je kind te laten reageren op deze reflex. Zo leert hij dat er niet zomaar een tepel of speen in de mond wordt gestopt, maar dat dit altijd het gevolg is van een eigen reactie.
De verpleegkundige, lactatiekundige en/of preverbaal logopedist zal je helpen de hongersignalen van je kind te herkennen. Ook tijdens en na het drinken geeft je kind signalen af hoe hij zich voelt en hoe hij het drinken ervaart. Door samen naar deze signalen te kijken leer je hoe je je kind het best kunt helpen bij het drinken. Er is voldoende tijd tussen de voedingen nodig om ervoor te zorgen dat een kind weer een goed hongergevoel krijgt en te herstellen van de inspanning van het drinken.

De ‘flow’ regelen

Dwing je kind nooit om te drinken, maar laat hem zelf aangeven wanneer en hoeveel hij wil drinken. Het is belangrijk dat je kind de hoeveelheid melk (flow) die uit de borst of fles komt aankan. Het kan helpen om te hoge druk in je borst af te kolven voordat je gaat voeden. Door met je hand de vorm van je borst aan te passen (C – of U greep) lukt het je kind beter om aan te happen. Soms kan een tepelhoedje helpen zodat je kind de borst goed in de mond krijgt.
Flesadvies: Geef je flesvoeding, dan heb je keus uit verschillende speensoorten en maten. Heeft je kind nog moeite met de coördinatie tussen ademen, zuigen en slikken, dan mag er niet te veel voeding tegelijk uit de speen komen. Je hebt dan een speen nodig die weinig flow geeft: een ‘low flow’ of prematurenspeen. De verpleegkundige, lactatiekundige en/of preverbaal logopedist kan je helpen bij deze keuze.
Houdingen tijdens het voeden
Voeden kan in verschillende houdingen. Het is belangrijk dat de nek en de rug van je kind in een rechte lijn worden gehouden. Dat maakt het drinken makkelijker en daardoor zal je kind beter met goede coördinatie kunnen drinken. Soms is het nodig de houding aan te passen omdat het drinken daarmee beter gaat. Te vroeg geboren kinderen worden vaak in zijligging gevoed. In deze houding wordt de houding van de borstvoeding nagebootst en kunnen kinderen het drinken beter volhouden. De zijligging is vaak niet meer of nog korte tijd nodig wanneer je kind thuis is. Zoek samen met een verpleegkundige en/of preverbaal logopedist of lactatiekundige naar de houding die voor jou het best werkt: rugligging, zijligging, licht ondersteund door inbakeren en/of het gebruiken van een (voedings)kussen.

Orofaciale senso-motore stimulatie (OSMS)
Orofaciale senso-motore stimulatie (OSMS) is een concept om de spieren van gezicht en mond te helpen goed samen te werken zodat je tijdens het voeding goed gecoördineerd kan zuigen, slikken en ademhalen. Dit kan bevorderd worden door oefeningen en massages.
De voedingsfunctie
Het orofaciale systeem (mond en gezicht) is verantwoordelijk voor ademhalen, zuigen, slikken, spreken en andere geluiden maken. De progressie van orale voeding kent verschillende fases:
Tijdens het zuigen heeft elke structuur van je mond een eigen functie:
Afwisselen van de functies van je mond
Wanneer je baby moeite heeft met de bewegingen van gezicht en mond, kan hij/zij met ander bewegingen reageren op zintuigelijke prikkels. HIerdoor kunnen abnormale bewegingspatronen ontstaan.
Symptomen hiervoor kunnen zijn:
Orofacial stimulation guidelines
In het peri-orale gebied, het gebied rondom de mond, zitten veel belangrijke spieren die in beweging moeten komen voor de ontwikkeling van goed zuigen en kauwen. Bepaalde oefeningen om dit te bevorderen staan hieronder:
De oefeningen voor in de mond stimuleren de beweging en coördinatie van de tong.
Non-nutritive sucking

Non-nutritive suction (NNS) wordt gebruikt tijdens sondevoeding bij prematuur geboren baby’s, maar ook a terme baby’s die om een andere reden nog moeten leren drinken. het uitgangspunt van NNS is het ontwikkelen van zuigen en de vertering van voeding. bevorderen. Er kan worden gestart met NNS zodra de baby in stabiele conditie verkeert. NNS bestaat uit korte episodes van krachtig zuigen. Het helpt baby’s te oefenen hun zuurstofsaturatie en hartslag stabiel te houden terwijl de zuigreflex zich verder kan ontwikkelen. Het verkort de tijd van sondevoeding naar volledig zelfstandige voeding. Daarnaast werkt NNS pijnstillend en geruststellend voor de baby waarbij periodes van alertheid en slaap beter gereguleerd worden. NNS kan gedaan worden aan de borst met vers afgekolfde melk tijdens het buidelen. In afwezigheid van de moeder kan NNS voorzichtig worden geoefend met een speen.
Sondevoeding
Als zelf drinken niet lukt of niet gaat, krijgt je baby de voeding toegediend via een maagsonde. Een maagsonde is een flexibel slangetje, dat via de neus of de mond ingebracht wordt door de verpleegkundige. Bij een te vroeg geboren baby is het afhankelijk van de leeftijd of hij zelf de voeding kan drinken. Een prematuur heeft nog geen goede zuig-slikreflex. Gemiddeld kun je onderstaande verwachtingen zien bij je baby, afhankelijk van het aantal zwangerschapsweken. Uitzonderingen zijn er altijd! We kijken tenslotte naar jouw kind en wat hij aan kan.
24-35 weken: Je baby heeft een sonde en zal de voeding per sonde krijgen. Ook zal je baby eventueel nog een infuus hebben om glucose en/of voeding toe te dienen, omdat het maag-darmstelsel nog onrijp is.
Vanaf 33-34 weken begint het slik- en zuigreflex, waarbij je kind zelf kan gaan leren drinken, maar zal het energieniveau van je baby nog laag zijn. Andere redenen om bij je baby een maagsonde in te brengen zijn het ontluchten van de maag bij ademhalingsondersteuning en om maagretentie te bepalen. Het inbrengen van een maagsonde kan een niet prettige handeling zijn. Als de sonde eenmaal op zijn plek zit, heeft je baby hier verder geen last meer van.
Als je baby aangeeft dat hij aan “zelf drinken” toe is, zal hij beginnen met borstvoeding of flesvoeding. De voeding wordt door ouders en eventueel door een verpleegkundige gegeven. Het is belangrijk dat de totale voedingsperiode niet langer dan 30 minuten duurt omdat het anders teveel energie kost. De voeding die overblijft, kan eventueel via de sonde toegediend worden.
Manieren om sondevoeding in te laten lopen:
Hierbij wordt de melk in een spuit gedaan en verbonden met de sonde die de baby heeft. De snelheid waarmee de melk door de sonde loopt hangt af van de zwaartekracht. Alleen de hoeveelheid voorgeschreven voeding zal op de juiste temperatuur in de spuit worden gedaan. De spuit hangt ter hoogte van de mondhoek van de baby, of hoogstens 10 cm boven de maag. Aan het begin is het soms nodig om de stroming een beetje te helpen.
Sommige baby’s kunnen de snelle opbouw van voeding nog niet aan. Als oplossing wordt voeding continu gegeven in een lager tempo met behulp van een sondevoedingspomp. Dat gaat als volgt:
Bij een percutane endoscopische gastrostomie (PEG) wordt een buis ingebracht door de buikwand, direct in de maag. Dit wordt toegepast wanneer de slokdarm niet goed werkt. Voeding kan zowel met een sondevoedingspomp als met spuit worden toegediend.
Wanneer de spuit leeg is, moet de sonde worden schoongemaakt met dubbel gedestilleerd water. Na voeding wordt de sonde meestal afgesloten met een dopje. Soms wordt in plaats daarvan de spuit open aangekoppeld gelaten en ter hoogte van de baby opgehangen, zodat het teveel aan lucht de maag weer kan verlaten.
Hoe lang je kind sondevoeding nodig heeft, is niet te voorspellen. Naarmate je baby ouder wordt en richting de uitgerekende datum gaat, zal hij steeds meer energie krijgen. Hierdoor zal het drinkgedrag verbeteren en zal hij steeds meer voeding zelf drinken. De sonde zal net zo lang nodig zijn totdat we ongeveer 24-48 uur zien dat je baby alles zelf drinkt. Vaak wordt er een minimale hoeveelheid voeding afgesproken. Als je baby deze hoeveelheid zelf drinkt, kan de sonde verwijderd worden. In veel ziekenhuizen kunnen baby’s ook met sondevoeding naar huis ontslagen worden, overleg met de arts van je kind wat de mogelijkheden zijn hierin. Vaak is sondevoeding nog een korte periode nodig maar soms duurt dat langer.
De belangenvereniging van kinderen met chronische voedingsproblemen geeft nog meer informatie over sondevoeding op hun website.
Het verzorgen van de sonde
Sommige ouders vinden het naar om te zien dat hun baby een sonde heeft. Het is belangrijk dat ouders samenwerken om de sonde goed te onderhouden. De huid van neus moet regelmatig worden gecontroleerd op beschadigingen van de huid. Rondom de sonde moet de huid schoon en droog zijn. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat de mond ook schoon is, zelfs al wordt je baby nog niet via de mond gevoed.
Het is nodig om te controleren of de sonde nog op de goede afstand zit en of de sonde nog goed vast zit. Dit zal zorgen voor zo min mogelijk bijwerkingen. De verpleegkundige zal laten zien waarop je hierbij moet letten, waarna jullie het samen kunnen doen.
Parenterale voeding
Parenterale voeding is een manier van voeding waarbij je maagdarmsysteem wordt omzeild. De voeding bestaat uit vocht, elektrolyten, suikers, eiwitten, vitamines, mineralen en vetten. Deze voeding wordt direct toegediend in de bloedsomloop van het kind middels een infuus in een ader. Er is reden tot parenterale voeding wanneer enterale voeding (via maag-darmstelsel) niet mogelijk of gevaarlijk is wegens malformaties, ziektes of onrijpheid.
Voor dit type voeding worden de infuuszakken zo min mogelijk blootgesteld aan licht om de inhoud niet te beschadigen. De voeding wordt gereguleerd middels een infuuspomp waarbij de totale dagelijkse hoeveelheid en de inloopsnelheid op gereguleerd kunnen worden.
Vochtbalans
In prematuur geboren, zieke kinderen is het erg belangrijk om bij te houden hoeveel vocht wordt gegeven (melk, medicatie, etc.) en hoeveel vocht baby’s verliezen (urine, ontlasting). Dit helpt om de gezondheidstoestand van de baby in kaart te brengen. Je kan hierbij helpen door luiers te wegen en te controleren hoeveel voeding je baby krijgt. Het dagelijkse gewicht is ook essentieel om de vochtbalans te kunnen evalueren.

Gebruik van fopspeen
Er zijn drie maten fopspenen voor te vroeg geboren baby’s (prematuur). Voor meer informatie verwijzen wij je graag naar verschillende soorten fopspenen voor te vroeg geboren kinderen:
De fopspeen voor baby’s tot 1250 gram. Deze heeft de vorm en grootte als de duim van de premature baby. Te vroeg geboren baby’s kunnen al heel goed zuigen en sabbelen op een fopspeentje. De wee thumbie heeft de vorm van een klein duimpje en blijft mooi in het mondje zitten.
De fopspeen voor baby’s van 1250 tot 2500 gram.
De fopspeen voor baby’s van 2500 tot 3500 gram.
Je mag altijd een eigen fopspeen meenemen in overleg met de verpleegkundige. Het is voor een prematuur goed om te oefenen met zuigen. Daarnaast kan het zuigen op een speen in combinatie met wat sucrose de pijn en/of stress verminderen tijdens een pijnlijke handeling. Ook is het raadzaam om tijdig over te stappen op de juiste maat speen om zo de kaakontwikkeling te stimuleren.
Een speen moet 1 keer per 24 uur uitgekookt worden. Als een speen gevallen is, wordt dit uiteraard vaker gedaan.